Erwten, Kikkererwten, Linzen e.a.

Geschiedenis en herkomst

Erwt, keker en linze zijn samen met tarwe en gerst zo’n tien tot twaalfduizend jaar geleden vanuit Zuidwest-Azie aan een flinke wereldwijde opmars begonnen.
De naam Pisum is afgeleid van het Griekse woord pison, hetgeen erwt betekent.
Het genus Pisum bestaat uit maar drie soorten die ook nog eens op elkaar lijken.
Er bestaat verschil van mening over hoe taxonomisch de diverse soorten en ondersoorten kunnen worden ondergebracht. Vast staat in ieder geval dat de gekweekte erwt Pisum sativum niet in het wild kan worden teruggevonden. Deze soort is dus in de loop der tijden door menselijke inbreng ontstaan, uit waarschijnlijk Pisum humile, een soort afkomstig van vrij droge vegetaties in West-Azië. De vele verschillende variëteiten van erwten die nu als voedingsgewas worden gekweekt, zoals groene erwt, doperwt, grauwe erwt, blauwschokker, kapucijner en peul stammen allemaal af van P. sativum.

Keker (Cicer arietinum), ook wel kikkererwt geheten, hoort tot een genus van circa 40 soorten dat kruiden zowel als heesters omvat. Het verspreidingsgebied van deze soorten omvat Zuidoost-Europa, Zuidwest-Azie en Afrika (Marokko en Ethiopië)

De uit Turkije afkomstige Cicer reticulatum wordt algemeen beschouwd als de voorouder van de huidige cultuursoort. De vroegste vondsten die het gebruik van de kekererwt aantonen zijn gedaan in Hacilar in Turkije. Deze vondsten zijn gedateerd op 5450 jaar voor Chr.

De beroemde Romeinse redenaar Cicero heeft zijn naam te danken aan de kekererwt. Zijn familie, met name zijn vader, was met het verbouwen van dit gewas zo rijk geworden, dat vader Cicero zijn zonen een dure opvoeding in Rome kon geven en dat bleek uiteindelijk aan de jonge Marcus Cicero zeer wel besteed.

De uit Zuidwest-Azie en het Middellandse-Zeegebied afkomstige Linze (Lens culinaris) hoort tot een klein genus van vier soorten. Algemeen wordt Lens orientalis als de voorouder van de huidige cultuursoort beschouwt. Al vanaf 6 tot 7 duizend jaar voor Chr. werden en worden linzen verzameld, gegeten en verbouwd. Bekend is het bijbelse verhaal (Gen 25: 29-34) waarin Jacob zijn broer Ezau een bord heerlijke rode linzensoep voorschotelt, in ruil voor zijn recht van eerstgeborene. Gebruik in de oudheid is ook al bekend bij Assyriers, Egyptenaren, Grieken en Romeinen. De oorsprongsgebieden Zuidwest-Azie en het Middellandse-Zeegebied zijn nog steeds belangrijke productie gebieden. De laatste decennia zijn daar India, Pakistan, Ethiopië, Argentinië, Chili, Mexico en de Verenigde Staten bijgekomen.

Cajanus cajan of duivenerwt is een meerjarige peulvrucht die echter meestal als eenjarige wordt gekweekt. De oorsprong van de duivenerwt ligt vermoedelijk in Centraal-Afrika

Zaden van dit gewas zijn gevonden in graven van Egyptische farao’s uit de twaalfde dynastie. Tweeduizend jaar voor Christus werd dit gewas in Egypte al verbouwd. In die tijd bestonden er al handelsbetrekkingen tussen Egypte en tropische Afrikaanse landen. Waarschijnlijk heeft dit gewas zich via deze weg verspreid. De teelt heeft zich verder verspreid naar het zuiden over tropisch Afrika en naar het oosten in Syrië. Ook in Madagascar en India is de cultuur al oud. Vandaag de dag vind je dit gewas overal in de droge tropen en in veel landen met een subtropisch klimaat.

De oorsprong van de vleugelboon (Psophocarpus teragonolobus) is niet helemaal duidelijk. Zowel Afrika als Nieuw-Guinea worden genoemd. In Nieuw-Guinea worden ze in ieder geval al heel lang gekweekt. Het is een soort die wellicht meer aandacht verdient dan ze tot nu toe krijgt. De zaden hebben zowel een hoog gehalte aan eiwitten (33%) als aan oliën (17%)

 

Voorkomen en uiterlijk

Erwten zijn variabel in hun groeiwijze. De meeste zijn min of meer klimmend, er zijn echter variëteiten die zonder steun kunnen worden gekweekt. Het zijn eenjarige, blauwig groene kruidachtige planten. Naast de steunbladen heeft een blad maximaal drie bladparen. De bladen eindigen in een vertakte rank. De witte roze of paarse bloemen zijn, in vergelijking met keker en linze, vrij groot. De kroon is wit roze of paars. De peulen bevatten tot ongeveer 10 bolvormige zaden.

Keker is een klein blijvend, eenjarig sterk vertakt gewas met klierharen. De bladeren zijn oneven geveerd en keker bloeit met kleine enkelvoudige bloempjes, die wit, roze, paars of blauw zijn. Peulen van keker zijn circa 2 centimeter lang en bevatten slechts een of twee zaden. De kleur van de onregelmatig gevormde zaden varieert van wit tot bruin of zwart.

Qua productie staat keker in de top zes van de gekweekte peulvruchten. Dat komt met name door de enorme productie in India en Pakistan waar keker een bijzonder populair gewas is.

Linze is een eenjarige, sterk vertakte, rechtop gaande, licht behaarde, kruidachtige plant. De vrij tere stengels hebben even geveerde bladen. Het is een wat op wikke gelijkend klein blijvend (circa 40 cm hoog) gewas. De kleine blaadjes zijn hooguit 1 centimeter lang. Ook de bloemen zijn zelfs amper 8 mm lang met een witte of bleekblauwe tot paarse kroon met een wat donkerdere adering op de vlag. De circa 2 cm lange wat opgeblazen peulen bevatten 1 tot 2 zaden die oranjerood, geel, groen of bruin van kleur zijn. Het kleinst zijn de oranjerode linzen. De Linze heeft een hoog eiwitgehalte van wel 25%.

Cajanus cajan is een meerjarige peulvrucht. De oogst is in het eerste jaar overigens beter dan in de jaren erna. Het is een struikachtig gewas tot wel vier meter hoog met een diepe penwortel waardoor dit gewas goed tegen droogte is bestand. Uit de gele vlinderbloemen ontwikkelen zich harige ingesnoerde peulen die 2 tot 8 zaden kunnen bevatten. Er is weinig verlies bij de oogst omdat de peulen niet openspringen. De ronde tot ovale zaden zijn wit, grijsachtig, roodbruin, violet of gespikkeld van kleur. De samengestelde bladeren bestaan uit drie bladen.

Vleugelboon is een van oorsprong tropische plant. De klimmende stengels hebben drietallige bladen en de bloemen zijn wit, lichtblauw of zelfs kaneelrood. Over hun hele lengte hebben de peulen vier karakteristieke vleugels. Tevens worden er zetmeel en eiwitrijke wortelknollen gevormd. Via deze knollen kan de plant ook vegetatief worden vermeerderd. 

 

Gebruik en toepassing

Keker en linze worden in principe altijd volledig rijp en als droge peulvrucht gegeten. Bij de erwt kan dit ook, maar bij deze zijn er ook rassen ontstaan waarvan de vruchten onrijp kunnen worden geoogst. Deze verse, jonge en nog groene zaden staan beter bekend als doperwten. Doppen is overigens niets anders dan het verwijderen van de peulwand.

Er zijn zelfs rassen (peultjes) die in zeer jonge toestand in hun geheel gegeten kunnen worden.

Doperwten en peultjes zijn zo aantrekkelijk van smaak omdat de aanwezige suikers in dit onrijpe stadium nog niet in zetmeel zijn omgezet. Met name de velderwten (var: arvense) worden veel in veevoer verwerkt. Een minder bekende cultivargroep zijn de kapucijners, welke vooral in Nederland worden geconsumeerd. Droge groene erwten gaan vooral als spliterwt over de toonbank.

Rijp is de kekererwt erg lekker om vers te eten. Op straat in India worden takken met verse peultjes verkocht waaruit al lopende weg de kekererwten worden opgegeten. Gezond ‘snacken’ kan dus wel degelijk De Indiase keuken kent veel recepten met de kekererwt als ingrediënt. Rijpe gedroogde zaden kunnen gekookt of geroosterd worden gegeten. Kekererwten bloem is in winkels met oosterse producten te koop en wordt in India gebruikt voor koeken en gebak.

In een behoorlijk Nederlands kookboek is er meestal wel een recept voor Linzensoep vinden, maar voor meer toepassingen moet je echt in de keukens rond de Middellandse zee en die in het Midden-Oosten zijn.

In tropische landen is de duivenerwt erg populair omdat hij bijzonder voedzaam en smakelijk is. In Nederland kennen we de duivenerwt eigenlijk alleen als grondstof voor veevoer.

In Engeland wordt de vleugelboon (asparagus pea) jong gegeten. Plukken als ze circa 2,5 cm lang zijn. De smaak wordt daar met die van de asperge vergeleken. Ook als borderplant is de vleugelboon goed te gebruiken.

Cultivatie


Pisum wordt vermeerderd uit zaad en afhankelijk van de soort, kan er in Nederland al vanaf maart buiten worden uitgezaaid. Het verbouwen van keker is nauwelijks verder doorgedrongen dan de Middellandse-Zeelanden. Keker is in de tropen een wintergewas en is 4 tot 6 maanden na het zaaien rijp. Ook in de subtropen is de kweek van keker weid verspreid. Keker is beter bestand tegen droogte dan tegen nattigheid. In de tropen wordt het na de regentijd uitgezaaid. De linze gedijt het best bij temperaturen tussen de 21 en de 27 graden. In de subtropen is het vaak een wintergewas. De linzen rijpen 3 tot 6 maanden na het uitzaaien. Voor het Nederlandse klimaat zijn keker en linze helaas niet zo geschikt.

Vleugelboon kunt u in april voorzaaien en na half mei buiten uitplanten. Een zonnige standplaats en bij droogte extra water, zorgen voor een oogstperiode van een week of tien. 

Terug naar overzicht