Komkommers en komkommerachtigten

Geschiedenis en herkomst

Cucumis is een van de grotere genera uit de Komkommerfamilie. De komkommerfamilie omvat in totaal zo’n 700 soorten. De circa 30 Cucumis soorten vinden bijna allemaal hun oorsprong in Azië en Afrika. Voor onze jaartelling was b.v. de meloen (C. melo) al bekend als cultuurgewas bij Grieken en Romeinen. Op zijn tweede reis heeft Columbus C. melo in de nieuwe wereld geïntroduceerd. Veel van de nu in het wild voorkomende Cucumis soorten in de Nieuwe wereld zijn met name in de tijd van de slavenhandel, ruim 300 jaar geleden, ingevoerd vanuit Afrika. Enige tijd werd zelfs aangenomen dat de oorsprong van de huidige augurken, komkommers en meloenen in de nieuwe wereld moest worden gezocht.

De bij ons meest bekende vertegenwoordiger (C. sativus) is zeer waarschijnlijk afkomstig uit India. Deze soort wordt overigens niet in het wild aangetroffen. Waarschijnlijk betreft het hier een cultigen. Een cultigen is een gekweekte vorm van een in het wild voorkomende soort.

Door menselijke selectie kunnen er na verloop van tijd sterk afwijkende vormen ontstaan

M.a.w. in en door cultuur ontstaan.

C. hardwickii is in de lagere delen van het Himalaya gebergte inheems en wordt algemeen gezien als de voorouder van de huidige komkommers. In India is de komkommer al zeker 3000 jaar in cultuur.

Voorkomen en uiterlijk

De komkommerfamilie (Cucurbitaceae) levert een flink aantal eetbare vruchten, die voor een deel tot de groenten gerekend mogen worden. Deze familie heeft een aantal bijzondere kenmerken. Het zijn bijna altijd eenjarige, rankende, kruidachtige klimplanten. De grote bladeren zijn handvormig en meestal ook min of meer handvormig ingesneden. Met behulp van de kurkentrekkervormig groeiende ranken slingert de plant zich langs een steun omhoog.

De bloemen zijn eenslachtig en de planten een of tweehuizig. De bloemen hebben vijf kelkbladen en vijf klokvormig met elkaar vergroeide, meestal gele kroonbladen.

Soms overblijvend door middel van een wortelstok of knol. Zoals b.v. Thladiantha dubia afkomstig uit Korea en Noordoost China. Een ander voorbeeld is Bryonia dioica. Deze komt in het wild in Nederland voor en is bekend als heggenrank. De vruchten van de heggenrank zijn bijzonder giftig. Vijftien bessen kunnen voor een kind al dodelijk zijn.

Tot C. sativus behoren zowel de komkommer als de augurk. De plant heeft een hoekig ruw behaarde stengel. De vrouwelijke bloemen staan alleen in de bladoksels en de mannelijke vaak met drie bij elkaar. De vruchten zijn langwerpige, enigszins bolvormige soms wat hoekige en gestekelde bessen. De variatie in kleur en vorm is enorm. Oorspronkelijk smaken de vruchten bitter door de aanwezigheid van bitter smakende terpenen. (cucurbitacinen) Moderne cultivars hebben deze bitterheid niet meer. De vorming van vruchten zonder bestuiving en zaadvorming (parthenocarpie) komt voor bij komkommers. Daarom was er vroeger wel een verbod op bijen in verschillende kweekcentra. Tegenwoordig kweekt men vrijwel uitsluitend rassen die alleen vrouwelijke bloemen hebben.

Augurken behoren ook tot C. sativus maar hebben meestal kleinere en meer gestekelde vruchten. Augurkenrassen zijn meestal niet parthenocarp en moeten voor de vruchtvorming juist wel door bijen bestoven worden.

C. melo is de wetenschappelijke naam voor de meloen. De wilde vormen komen voor van zuidelijk Afrika tot in Zuidoost-Azie. Deze soort heeft een zacht behaarde tot vrijwel onbehaarde stengel die enigszins hoekig of geribbeld is. De bladeren zijn min of meer vijfhoekig gelobd met drie tot zeven lobben. De bloemen zijn meestal eenslachtig.

De mannelijke bloemen staan in trosjes bijeen, de vrouwelijke alleen. De vruchten vertonen een enorme verscheidenheid in kleur, vorm, grootte en smaak. Vaak wordt de meloen gebruikt als tafelvrucht, maar er bestaan ook groentevormen. Deze laatste vorm worden ook wel meloenkomkommers (Cucumis melo flexuosus) genoemd. De Armeense komkommer is een goed voorbeeld en met name in China zijn een aantal variëteiten ontstaan die meer een meer gewaardeerd gaan worden. Meloenen met het karakter van een komkommer.

Onder de handelsnaam kiwano heeft men in Nieuw-Zeeland C. metuliformis in productie genomen. Deze als tafelvrucht gebruikte oranje stekelige vruchten vinden hun oorsprong in de drogere delen van zuidelijk Afrika.

Andere soorten die als vrucht of sierfruit worden gebruikt zijn C. myriocarpus, de eetbare olijfkomkommer. C. dipsaceus en C. anguria worden beide als siervrucht gebruikt. C. anguria (West Indian gherkin)wordt in een jong stadium ook rauw of ingemaakt gegeten.

Voor de echte liefhebber zijn er overigens nog wel meer soorten te vinden. Als sierfruit zijn er leuke soortjes te vinden.

Gebruik en toepassing

Er is een groot aantal selecties van C. sativus dat in onze omgeving goed kan worden gekweekt, ook buiten de kas. Het zijn eenjarige planten die vroeg in het voorjaar, bij 20 graden, onder glas of in de vensterbank worden gezaaid. Uitgeplant in de kas worden ze verticaal klimmend aan spandraden opgekweekt, buiten meestal liggend. Zowel meloenen, augurken als komkommers stellen weinig eisen aan de grond. Er moet voldoende organisch materiaal beschikbaar zijn en de grond moet goed doorlatend zijn en los worden gehouden. De planten hebben veel zon en frisse lucht nodig. De frisse lucht is vooral belangrijk ter voorkoming van schimmels. Bij augurken en meloenen moet worden gezorgd voor een goede bestuiving. De meeste komkommerrassen die tegenwoordig worden aangeboden zijn parthenocarpe rassen, waarvan de vrouwelijke bloem ook zonder bestuiving vrucht zet.

Wereldwijd zijn deze vruchten al heel lang niet meer uit onze keukens weg te denken en de toepassingen zijn legio.

Totaal: 1 van 0 tot 5
Pagina:

Terug naar overzicht